Teksttaal : NLFR
 
Zoek :  


CODINET : 310.10 - WERVING, ORGANISATIE EXAMENS
Bron: Belgisch Staatsblad, 09-01-2001 (Afk. 22-12-2000); OPENBAAR AMBT, Jur.type: Koninklijke besluiten
Koninklijk besluit van 22 december 2000 (B.S. van 9.1.2001) betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel.
COORDINATIE
OPGAVE DER WIJZIGENDE BESLUITEN
1. K.B. van 16.11.2001 (B.S. van 5.12.2001)
2. K.B. van 11.12.2001 (B.S. van 22.12.2001)
3. K.B. van 5.9.2002 (B.S. van 26.9.2002)
4. K.B. van 25.2.2003 (B.S. van 10.3.2003)
5. K.B. van 19.1.2004 (B.S. van 5.2.2004)
6. K.B. van 18.3.2004 (B.S. van 30.3.2004)
7. K.B. van 25.4.2004 (B.S. van 30.4.2004)
8. K.B. van 3.8.2004 (B.S. van 16.8.2004)
9. K.B. van 4.8.2004 (B.S. van 16.8.2004)
10. K.B. van 11.4.2005 (B.S. van 20.5.2005)
11. K.B. van 10.8.2005 (B.S. van 17.8.2005)
12. K.B. van 30.1.2006 (B.S. van 7.2.2006)
13. K.B. van 9.1.2007 (B.S. van 19.1.2007)
14. K.B. van 26.4.2007 (B.S. van 9.5.2007)
15. K.B. van 19.11.2008 (B.S. van 26.11.2008)
16. K.B. van 4.7.2013 (B.S. van 16.7.2013)
17. K.B. van 25.10.2013 (B.S. van 14.11.2013)
18. K.B. van 25.9.2004 (B.S. van 6.10.2014)
19. K.B. van 3.8.2016 (B.S. van 24.8.2016)
20. K.B. van 13.7.2017 (B.S. van 19.7.2017)
21. K.B. van 30.9.2021 (B.S. van 4.11.2021)
22. K.B. van 16.12.2021 (B.S. van 1.2.2022)
23. K.B. van 12.5.2022 (B.S. van 12.10.2022)
24. K.B. van 3.3.2024 (B.S. van 22.3.2024)
Al de gewijzigde teksten zijn in deze coördinatie aangeduid door het verwijzingsnummer dat hiervoor aan de wijzigende tekst werd gegeven.
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 augustus 1975, 23 maart 1981, 10 augustus 1981, 12 augustus 1981, 21 maart 1983, 13 september 1983, 18 januari 1985, 13 januari 1988, 16 oktober 1989, 18 december 1989, 13 juni 1990, 31 juli 1991, 15 maart 1993, 20 december 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 30 maart 1995, 10 april 1995, 14 september 1998 en 19 april 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 april 1974 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen voor de leden, secretarissen en helpers van de examencommissies van de examens georganiseerd of voorgezeten door de Vaste Wervingssecretaris, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1985, 17 maart 1995 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1981 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen en het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 12;
Gelet op het ministerieel besluit van 31 juli 1991 houdende vaststelling van het programma van de vergelijkende wervingsexamens, de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau, de examens voor verhoging in graad en de examens voor verhoging in weddenschaal, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 maart 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1964 tot uitvoering van de wetten betreffende het personeel in Afrika, wat de toelating tot betrekkingen bij de rijksbesturen betreft en het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid artikel 6;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 8 februari 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 25 februari 2000;
Gelet op het protocol nr. 354 van 22 mei 2000 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps­ en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 23 juni 2000 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 31 augustus 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
TITEL I. ­ ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK I. ­ Voorafgaande bepaling
Artikel 1. (1)(23)
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "directeur-generaal": de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning;
2° "directoraat-generaal": het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.
HOOFDSTUK II. ­ Overlegcommissie en adviescommissie
Art. 2.
Er wordt onder het voorzitterschap van de directeur-generaal (23) of zijn vertegenwoordiger een overlegcommissie voor de selectieprocedures ingesteld.
Die commissie is samengesteld uit : (1)(13)
1° de directeur-generaal; (23)
2° de leidinggevende verantwoordelijk voor selecties bij het directoraat-generaal; (23)
3° twee ambtenaren van niveau A van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning (21)respectievelijk belast met de wervingspolitiek en de loopbaanontwikkeling;
4° twee vertegenwoordigers van elke representatieve vakorganisatie als bedoeld bij artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
De directeur-generaal (23) brengt de commissie op de hoogte van de wijze waarop de selectieprocedures verlopen. Hij brengt deze ook op de hoogte van al wat de reserves van de geslaagden betreft. (15)
Ieder lid kan aan de commissie opmerkingen of voorstellen doen waarover overleg plaatsheeft onder de leden van de commissie, teneinde de selectietechnieken te verbeteren en de objectiviteit ervan te waarborgen. De commissie brengt een gemotiveerd advies uit.
Art. 3. (1)(13)(22)
§ 1.
Er wordt een wetenschappelijk adviescomité opgericht dat als volgt samengesteld is:
1° directeur-generaal (23) of zijn vertegenwoordiger;
2° de ambtenaar van het directoraat-generaal (23) die belast is met de leiding over de dienst die zich bezig houdt met HR-beleidsvoorbereiding;
3° zes hoogleraren of onderzoekers, waarvan drie Nederlandstalige en drie Franstalige uit het universitaire onderwijs of uit het niet-universitaire onderwijs van het lange type, die aangesteld worden op grond van hun competenties inzake rekruterings- en selectiemethodes;
4° zes professoren of onderzoekers, waarvan drie Nederlandstalige en drie Franstalige uit het universitaire onderwijs of uit het niet-universitaire onderwijs van het lange type die aangesteld worden op grond van hun competenties op ten minsten een van de volgende gebieden;
• welzijn op het werk;
• evaluatie en ontwikkeling van taalcompetenties in een andere landstaal;
• human resources en technologie;
• managementprestaties;
• loonbeleid;
• personeels-, loopbaan- en competentieontwikkeling.
Al deze zes competenties moeten gedekt worden.
Voor wat betreft de leden bedoeld onder 3° en 4° van het eerste lid, is er een paritaire verdeling tussen mannen en vrouwen.
De leden bedoeld in het eerste lid mogen geen belangenconflict hebben met een dienst van het federaal administratief openbaar ambt, zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen zoals ambtenarenzaken.
De leden bedoeld in het eerste lid worden aangesteld, voor een hernieuwbare periode van zes jaar, door de minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken. De kandidaten worden voorgedragen door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning na een oproep tot kandidaten die minstens gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad.
§ 2.
Op zijn eerste bijeenkomst stelt het wetenschappelijk adviescomité een huishoudelijk reglement op voor de duur van zijn mandaat en verkiest het bij meerderheid van stemmen een voorzitter uit zijn midden. Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning doorslaggevend.
In het huishoudelijk reglement worden ten minste de modaliteiten en de frequentie van de vergaderingen vastgelegd, alsook de maximale antwoordtermijn voor het uitbrengen van de gevraagde adviezen.
§ 3.
Op initiatief van het wetenschappelijk adviescomité of op vraag van de minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken, dient het wetenschappelijk adviescomité wetenschappelijk onderbouwde adviezen uit te brengen over:
1° instrumenten, methodes en strategieën inzake human resources hoofdzakelijk met het oog op de selectie, de rekrutering en de ontwikkeling van het personeel, de beroepsoriëntatie en de evaluatie van de personeelsleden gedurende hun ganse loopbaan;
2° belangrijke tendensen en vernieuwingen op het gebied van human resources;
3° de deontologie die in acht moet worden genomen bij de selectie, rekrutering en ontwikkeling van het personeel en bij de beroepsoriëntatie en evaluatie van de personeelsleden.
Het wetenschappelijk adviescomité kan deskundigen met bijzondere kwalificaties binnen een welbepaald domein uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen.
§ 4.
Jaarlijks legt de directeur-generaal (23) een verslag over de kwaliteit van de dienstverlening en de klachtenbehandeling ter analyse voor aan het wetenschappelijk adviescomité. De analyse wordt vervolgens doorgestuurd naar de minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken.
§ 5.
Elke audit over de activiteiten van het directoraat-generaal (23) wordt systematisch ter advies voorgelegd aan het wetenschappelijk adviescomité, dat eventueel suggesties voor een actieplan kan uitbrengen.
§ 6.
Het wetenschappelijk adviescomité komt ten minste drie keer per jaar samen, of op vraag van zijn voorzitter, van de minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken, of van de directeur-generaal (23).
§ 7.
De leden van het wetenschappelijk adviescomité kunnen subgroepen oprichten voor de behandeling van specifieke onderwerpen met deskundigen uit de academische wereld, de overheids- en de privésector. De voorzitters van de subgroepen brengen op de vergadering van het wetenschappelijk adviescomité verslag uit over de activiteiten van hun subgroep. In dat verband is de toegang tot sommige gegevens van het directoraat-generaal (23) onderworpen aan het akkoord van zijn directeur-generaal.
§ 8.
Het wetenschappelijk adviescomité stelt eenmaal per jaar een verslag op van zijn activiteiten ter attentie van de minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken, de colleges van voorzitters en administrateurs-generaal en het netwerk van stafdirecteurs Personeel en Organisatie, HR verantwoordelijken van de Federale Overheid en elke representatieve vakorganisatie zoals bedoeld iN artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
§ 9.
De leden bedoeld in § 1, 3° en 4°, in § 7 ontvangen een presentiegeld van 61,98 euro per vergaderuur. Dit bedrag is gekoppeld aan spilindex 138,01.
HOOFDSTUK III. ­ Organisatie van de selecties en van de vergelijkende selecties
Art. 4.
De selecties en vergelijkende selecties worden door de afgevaardigd bestuurder georganiseerd. Hij stelt het reglement en de procedure vast, in voorkomend geval rekening houdend met de bijzondere eisen inzake diploma´s en studiegetuigschriften gesteld door de Minister van de betrokken federale overheidsdienst, overeenkomstig artikel 17, § 1, A, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, of, door de voorzitter van het directiecomité van de betrokken federale overheidsdienst, overeenkomstig artikel 17, § 1, B, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel (19). (15)
"De directeur-generaal kan op basis van een certificeringsniveau de praktische organisatie van een selectieprocedure van het rijkspersoneel delegeren aan ambtenaren of diensten van het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken. (24)
De directeur-generaal legt maximum zes certificeringsniveaus vast. (24)
In het eerste certificeringsniveau verzekert de directeur-generaal de volledige praktische organisatie van de selectieprocedure. (24)
In het zesde certificeringsniveau verzekert de directeur-generaal minstens de volgende onderdelen: (24)
1° hij legt de te gebruiken platformen vast;
2° hij publiceert de functiebeschrijving met bijhorend competentieprofiel en de testvormen op zijn website;
3° hij oefent controle uit op de aanpak, kwaliteit en methodologie van de verschillende processtappen van de selectie;
4° hij beheert de klachten en beroepen.
De directeur-generaal kent een certificeringsniveau toe op basis van de volgende criteria: (24)
1° het aantal uitgevoerde selecties;
2° de kwaliteit van de uitgevoerde selecties;
3° de gevolgde opleidingen rond de organisatie van selecties;
4° het aantal personeelsleden belast met het uitvoeren selecties binnen de federale dienst.
De directeur-generaal bepaalt de geldigheidsduur van het certificeringsniveau zonder dat deze meer dan vijf jaar bedraagt. Na deze periode kan hij het certificeringsniveau vernieuwen of een ander toekennen. (24)
Wanneer de directeur-generaal vaststelt dat de delegatie slecht functioneert of de onafhankelijkheid, objectiviteit of integriteit van de selectie niet wordt gerespecteerd, verlaagt of trekt hij het certificeringsniveau in. In voorkomend geval annuleert hij de selectie, of een onderdeel ervan, of schorst hij deze op. (24)
De bijkomende vergelijkende proeven, bedoeld in artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, worden georganiseerd door de diensten die aanwerven. De inhoud ervan en de aanwijzing van de leden van de selectiecommissies dienen te gebeuren in overleg met het directoraat-generaal (23). (10)
. . . . . . . . . . (3)(11)(15)
Art. 5.
De directeur-generaal (23) stelt het reglement van orde vast betreffende de organisatie van de selecties en vergelijkende selecties en zorgt voor de bekendmaking ervan.
Art. 6.
..... (5)
Onder geslaagden van twee of meer vergelijkende selecties, wordt voorrang verleend aan de geslaagden van de selectie waarvan het proces­verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten.
Echter, in afwijking van het eerste lid, indien de geslaagden van twee of meer vergelijkende selecties eenzelfde bijkomende proef afleggen, is het voor deze proef bekomen klassement prioritair. (18)(*) [* Het tweede lid treedt in werking op 1.11.2014 (zie het koninklijk besluit van 25 september 2014 houdende diverse maatregelen betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel - B.S. van 6.10.2014)]
Art. 7.
§ 1. (10)
De directeur-generaal (23) beheert de reserves van geslaagden voor de vergelijkende wervingsselecties.
Hij kan echter, onder zijn toezicht, het materieel beheer van deze reserves geheel of gedeeltelijk opdragen aan de overheidsdiensten.
§ 2. (10)
De afgevaardigd bestuurder stelt het aantal voor een aanwerving in aanmerking komende geslaagden vast en raadpleegt ze, rekening houdend met hun rangschikking, binnen de maand volgend op de mededeling van de vacature.
De geslaagden kunnen een voorgestelde betrekking weigeren. ... (18)
Zij kunnen hun keuze beperken tot één of meer overheidsdiensten en/of tot één of meer administratieve standplaatsen. Zij worden dan uitsluitend geraadpleegd voor die betrekkingen die met deze keuze overeenstemmen.
Zij kunnen vragen om tijdelijk niet meer geraadpleegd te worden. Op hun verzoek wordt met hun kandidatuur opnieuw rekening gehouden bij de eerstvolgende raadpleging.
§ 3 (10).
De geslaagden die een betrekking aanvaarden, verbinden er zich toe in dienst te treden. Zij die, na deze aanvaarding, weigeren in dienst te treden, worden uit de reserve van geslaagden geschrapt.
HOOFDSTUK IV. ­ Selectiecommissies
Art. 8.
Voor alle vergelijkende selecties zijn de selectiecommissies samengesteld uit :
1° een voorzitter, die de directeur-generaal (23) of zijn in artikel 42 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel gemachtigde is. Hij is stemgerechtigd. (15)
2° ten minste twee assessoren en eventueel hun plaatsvervangers.
Art. 8bis. (23)
In afwijking van artikel 8 kan de directeur-generaal of diens afgevaardigde, bedoeld in artikel 42 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, bij een vergelijkende of een doorlopende selectie bestaande uit verschillende testmodules en voor zover het niet gaat om de laatste module, de selectiecommissie voorzitten met één assessor.
De voorzitter en assessor mogen niet tot hetzelfde geslacht behoren.
De in het eerste lid bepaalde selectiecommissie beslist bij consensus.
Art. 9.
De directeur-generaal (23) . . .(15), wijst de leden van de selectiecommissie aan onder :
1° de personeelsleden die beschikken over een competentie (22) en een beroepservaring afgestemd op het profiel van de te begeven functie; (9)(15)(18)
2° leden van het onderwijzend personeel op het niveau van de klasse of (9) van de te verlenen graad;
3° de externe personen(15) die, wegens hun bevoegdheid of hun specialisatie, bijzonder geschikt zijn.
De leden van het onderwijzend personeel moeten behoren of behoord hebben tot inrichtingen van de Staat of van één van de Gemeenschappen of tot onderwijsinrichtingen die door de Staat of één van de Gemeenschappen worden gesubsidieerd of erkend.
Art. 9bis. (22)
Hoogstens twee derde van de leden van elk van de selectiecommissies behoort tot hetzelfde geslacht.
HOOFDSTUK V. - Vergelijkende selecties voor de overgang naar niveaus B en C (3)(9)(16)
Afdeling I. ­ Algemene bepalingen
Art. 10.
Indien een vergelijkende selectie of een selectie uit een algemeen en één of meer bijzondere gedeelten bestaat, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor het algemeen gedeelte, op hun verzoek van dit gedeelte vrijgesteld wanneer zij later opnieuw deelnemen aan één of meer vergelijkende selecties of selecties van hetzelfde of van een lager niveau.
De ambtenaren die voor de proeven van de eerste reeks van de overgang naar het niveau A geslaagd zijn, worden vrijgesteld van de algemene proef bepaald in artikel 15. (3)(9)(16)(18)
De kandidaat die geslaagd is voor het algemeen gedeelte van een vergelijkende selectie voor overgang naar een graad gerangschikt in niveau C(3), behoudt het voordeel van zijn slagen indien hij later deelneemt aan één of meer vergelijkende selecties georganiseerd voor dezelfde of een gelijkwaardige graad gerangschikt in niveau B(3).
Art. 11.
De kandidaten die ten minste 50 % (22) der punten hebben behaald voor de volledige vergelijkende selectie of selectie worden verklaard geslaagd te zijn.
Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag.
Afdeling II. ­ Vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau
Art. 12.
De geslaagden voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau worden gerangschikt volgens de behaalde punten. Ingeval de vergelijkende selectie is opgesplitst, worden zij gerangschikt volgens de voor het bijzonder gedeelte of de bijzondere gedeelten behaalde punten.
Art. 13.
De geslaagden worden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd tot de . . . (16) graad waarnaar zij hebben medegedongen en worden voor een vacante betrekking van . . . (16) die graad aangewezen. (9)
Wanneer de geslaagden van verschillende vergelijkende selecties naar dezelfde bevordering dingen, worden zij gerangschikt volgens de datum van de processen­verbaal van afsluiting, te beginnen met de verst afgelegen datum, en, voor elke vergelijkende selectie, in de volgorde van hun rangschikking.
Art. 14.
. . . . . (6)(9)(16)
Art. 14bis. (14)
. . . . . (14)(16)
Art. 15.
De vergelijkende selecties voor overgang naar graden van de niveaus B en C (3) bestaan uit twee gedeelten, een algemeen en een bijzonder gedeelte. Bij elk gedeelte worden de niet­geslaagden uitgesloten.
Art. 16. (3)(12)(14)
De ambtenaren van niveau C en D die zich respectievelijk kandidaat stellen voor een vergelijkend examen voor overgang naar niveau B en C en houder zijn van een diploma in overeenstemming met het niveau van de graad in dit niveau, worden vrijgesteld van de algemene proef bepaald in artikel 15.
Afdeling III. ­ ... (17)
Art. 17.
. . . . . (9)(16)
Afdeling IV. ­..... (9)
Art. 18.
..... (9)
Afdeling V. - Competentiemetingen (3)
Art. 18bis. (3)(4)(7)(11)(15)
. . . . . . . . . . .
TITEL II. ­ TOELAGEN
Art. 19.
§ 1. (22)
In afwijking van artikelen 41, 47 tot 50 en 53 tot 55 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt en van artikel 6 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen wordt voor de prestaties die worden verricht op zaterdagen, zondagen en feestdagen, evenals tijdens de periode van 27 tot 31 december en tijdens een dienstvrijstelling toegekend door de minister bevoegd voor ambtenarenzaken, een uurtoelage toegekend waarvan het bedrag als volgt wordt bepaald:
1° voorzitter van de selectiecommissie: 37,19 EUR;
2° assessor van de selectiecommissie : 37,19 EUR;
3° secretaris van de selectiecommissie: 14,80 EUR;
4° helper van de selectiecommissie : 12,97 EUR.
§ 2.
De in paragraaf 1 vastgestelde toelagen zijn verschuldigd aan de personeelsleden van de diensten die onder de Gewesten en Gemeenschappen ressorteren, welke dezelfde functies vervullen.
§ 3.
Aan de assessoren van de selectiecommissies die niet bedoeld zijn in §§ 1 en 2 wordt een uurtoelage van 61,98 EUR toegekend voor de selecties en een uurtoelage van 49,58 EUR toegekend voor de examens en de psychotechnische onderzoeken uitgevoerd voor het leidinggevend en uitvoerend personeel van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen en voor het uitoefenen van een leidinggevende, uitvoerende of commerciële functie in een bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst of opleidingsinstelling en de organisatie ervan. (22)
Aan de in de §§ 1 en 2 niet vermelde helpers van de selectiecommissies wordt een uurtoelage van 12,97 EUR (2) toegekend voor de selecties van alle niveaus.
§ 4.
De bedragen van de toelagen bedoeld in § 1, 3° en 4°, en § 3, . . .(15), van dit artikel, vallen onder de mobiliteitsregeling die van toepassing is op de wedden van het rijkspersoneel. Zij worden aan het spilindexcijfer 138,01 gekoppeld.
Art. 20.
§ 1. (22)
De correctie van schriftelijke proeven wordt bezoldigd tegen een bedrag van 24,79 EUR per uur .
§ 2.
De assessoren die een voordracht hebben gehouden of die een tekst hebben opgesteld die dient te worden samengevat en becommentarieerd voor een selectie, ontvangen een toelage van 247,90 EUR. (22)
Alleen teksten die niet eerder voorgedragen zijn of die nog niet gepubliceerd zijn, komen voor de toekenning van deze toelage in aanmerking.
De teksten waarvoor een toelage betaald is, mogen door de directeur-generaal (23) gebruikt worden bij andere selecties.
§ 3. (20)
Dit artikel is niet van toepassing op de personeelsleden die een toelage voor opleidingsactiviteit genieten bedoeld in de artikelen 36 en 37 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
TITEL III. ­ OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art. 21.
De bepalingen van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, en de bepalingen van het ministerieel besluit van 31 juli 1991 houdende vaststelling van het programma van de vergelijkende wervingsexamens, de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau, de examens voor verhoging in graad en de examens voor verhoging in weddenschaal, blijven van toepassing op de vergelijkende examens en examens die in uitvoering zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 22.
In afwijking van artikel 6 van dit besluit, kan de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, op voorstel van de directeur-generaal (23), van jaar tot jaar de geldigheidsduur verlengen van de wervingsreserves samengesteld in uitvoering van artikel 19 van de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut en van artikel 33 van de wet van 22 maart 1999 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken.
Art. 23.
Opgeheven worden voor de federale overheid :
1° het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 augustus 1975, 23 maart 1981, 10 augustus 1981, 12 augustus 1981, 21 maart 1983, 13 september 1983, 18 januari 1985, 13 januari 1988, 16 oktober 1989, 18 december 1989, 13 juni 1990, 31 juli 1991, 15 maart 1993, 20 december 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 30 maart 1995, 10 april 1995, 14 september 1998 en 19 april 1999;
2° het koninklijk besluit van 22 april 1974 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen voor de leden, secretarissen en helpers van de examencommissies van de examens georganiseerd of voorgezeten door de Vaste Wervingssecretaris, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1985, 17 maart 1995 en 10 april 1995;
3° artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1981 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen en het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel;
4° het ministerieel besluit van 31 juli 1991 houdende vaststelling van het programma van de vergelijkende wervingsexamens, de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau, de examens voor verhoging in graad en de examens voor verhoging in weddenschaal, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 maart 1995;
5° artikel 6 van het koninklijk besluit van 15 maart 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1964 tot uitvoering van de wetten betreffende het personeel in Afrika, wat de toelating tot betrekkingen bij de rijksbesturen betreft en het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel.
Art. 24.
Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 25.
Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen,
L. VAN DEN BOSSCHE